Urk heeft er een en koestert ‘m. Arnhem ook. Spakenburg, Katwijk, Weesp, Zwolle en Deventer. Dikkoek, meisjes, hart, knip, mop, blauwvinger of gewoon koek. Als je in een middag elk lokaal koekje uit het land zou willen proeven, hang je ’s avonds geheid een paar uur boven het toilet. Tot in de jaren 70 had ook Enschede een eigen koekje. Daarna raakte dat in de vergetelheid. Tijd voor een revival.
Dat ‘krekkel’ lijkt een stadse verbastering te zijn van ‘krökkel’, oftewel: kreukel. Een verwijzing naar de vorm die het koekje, of eigenlijk de plak koek, had. De structuur van een krekkel heeft iets van taaitaai, de smaak is een tandje zouter en pittiger, vooral door de forse schep anijs die door het deeg wordt geschept. De krekkel was het feestkoekje voor de arbeider, als douceurtje voor het suikerwerk en de patisserie voor de beter gesitueerden.
Tot ergens in de jaren 60 - andere bronnen noemen de Tweede Wereldoorlog - kregen jarige kinderen een krekkel op de mouw gespeld, bijna letterlijk. Bij jongens werd ‘ie met een blauwe band om de arm gebonden, bij meisjes met een roze. Of met rood keperband, zoals een andere bron vermeld. Daar liep de jarige dan een dag mee rond, om maar aan te geven dat er een jaar aan het jonge leven was toegevoegd. ’s Avonds werd ‘ie soldaat gemaakt.
Dat verjaardagsgebruik op zichzelf is niet typisch Enschede’s. Het past in een traditie van koek-spelen, die overal in Europa waren ontstaan om feestelijke koninklijke gebeurtenissen te vieren. Britse en Franse vorstenhuizen organiseerden al veel langer volksfeesten als er een prinsje of prinsesje was geboren, een huwelijk was voltrokken of een troonsopvolger op het pluche was gehesen. En daar werd altijd eten bij geregeld. Brood en spelen.
Nederland had dat soort tradities niet; wij waren lange tijd een republiek geweest en aan het eind van de negentiende eeuw, toen Wilhelmina koningin werd, nog maar net een koninkrijk. Haar verjaardag werd Prinsessedag, de voorloper van de latere Koninginne- en Koningsdag. Een volksfeest, met spelen en eten: koekhappen.
In dat simpele koekhappen komen twee maatschappelijke ontwikkelingen samen. De eerste is dat het sinds de reformatie verboden was om in het openbaar - op straat - te eten. Dat gold niet voor kinderen. Zo ontstonden koekspelletjes. Koekhappen, maar ook een dag met een op je arm gebonden koek rondsjouwen, zodat iedereen kan zien dat het feest is.
De tweede ontwikkelingen heeft te maken met de afschaffing van stadsrechten, aan het eind van de achttiende eeuw. Alle steden, stadjes, dorpen en gehuchten werden gelijkgesteld. Waar voorheen alleen steden markten mochten houden, mocht dat nu overal. Iets vergelijkbaars gold voor koek.
Lees verder onder de afbeelding.
Koekenbakkers konden lange tijd alleen in steden terecht. Alleen steden hadden het recht om eigen koek te bakken, met de Deventer koek als bekendste voorbeeld. Met de afschaffing van die stadsrechten, was er een hausse aan lokale recepten voor koek ontstaan. Koekhappen en dat vastbinden van een koek aan je arm, werd bereikbaar - en betaalbaar - voor iedereen.
De krekkel was de lekkernij voor arbeiders, wat patisserie in het mondaine Enschede voor de meer welgestelden was. De recept was betrekkelijk simpel, net als de bereidingswijze. De ingrediënten waren goedkoop en praktisch. Het is geen toeval dat vrijwel al die lokale koekjes - tot en met Deventer koek aan toe - niet heel krokant zijn. De zoetstof was stroop, suiker was te duur.
Textielbeatfotograaf Herman Mulstege vertelde streektaalgoeroe Goaitzen van der Vliet het krekkelverhaal dat zijn grootvader hem vaak vertelde. Over de grootvader van zijn grootvader, Antoon Mulstege, die een logement met bakkerij had in de Enschedese Hofstraat. In de tijd voor de stadsbrand van 1862. Daar bakte Antoon krekkels. Een familietraditie. Op een bakplaat, waar het deeg als een sprits op werd gespoten.
In de familie Mulstege werd het baksel een krökkel (kreukel) genoemd. Krekkel was wat de Mulsteges betreft een rare, stadse verbastering, iets dat op krakeling moest lijken.
Collectiebeheerder Edwin Plokker heeft oude recepten vertaald naar hedendaagse maten en thuis een poging gewaagd, onder de bezielende leiding van zijn echtgenote, om die oer-krekkel weer tot leven te wekken. Hij deed het met een koekplank, waarop het deeg werd verdeeld en die spritsvorm kreeg.
Het resultaat valt lang niet tegen. Integendeel: je vraagt je af waarom niet ieder café in Enschede een krekkel bij de koffie serveert. En waarom je bij de winkel van Enschede Promotie geen zakjes krekkel kunt kopen. Stoom en strijd, allemaal prima: ook krekkel zijn cultureel erfgoed (of zouden dat moeten zijn).
Enschede heet niet voor niets ‘krekkelstad’, als het carnaval is.
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van een artikel van Goaitzen van der Vliet in ’t Inschrien, de periodiek van de Oudheidkamer Twente, van april 2013. En van informatie die is aangedragen door culinair historicus Karin Vaneker.
Elke week lichten collectiebeheerder Edwin Plokker en 1Twente-verslaggever Ernst Bergboer een object uit het depot van de Enschedese MuseumFabriek. Dat depot is een verhalen-kabinet: al die objecten vertellen stukjes Twentse geschiedenis - oeroud èn kakelvers. Meer zien en lezen? In het dossier op de website van 1Twente vind je alle afleveringen die tot nu toe verschenen zijn.