Wie zo nu en dan met z’n snufferd omlaag over straat kuiert, zal ze weleens hebben gezien: Stolpersteine. Een messing tegeltje met weinig meer dan een naam, een geboortejaar, een sterfdatum en de plaats van overlijden. Die sterfdata liggen allemaal ergens tussen 1940 en 1945. De plaatsen van overlijden zijn berucht: Mauthausen, Sobibor, Bergen-Belsen, Auschwitz. Achter elke Stolperstein schuilt een klein mensenverhaal van vervolging, lijden en dood. De duizenden Stolpersteine bij elkaar vertellen het onbevattelijke verhaal van massavernietiging onder nationaalsocialistisch bewind.
In Enschede liggen er inmiddels zo’n tweehonderd. Elk jaar komen er struikelstenen - de vertaling van Stolpersteine - bij. Eens in de zoveel tijd - vaak eens per jaar - wordt in Enschede het straatvuil van die monumentjes gepoetst. Als om de geschiedenis weer even zichtbaar te maken. Dit jaar, nu massale herdenkingen niet kunnen, biedt dat een uitgelezen mogelijkheid om toch even stil te staan bij de waanzin van de Jodenvervolging.
Hilde Agterbos, historisch onderzoeker en lid van werkgroep Stolpersteine Enschede, ging op 4 mei door de knieën in de Van Galenstraat. Daar liggen de Stolpersteine met de namen van Gerard Sanders en Rika van Gelder. Sanders was 42 toen hij werd vermoord, Van Gelder 20. Over de laatste is weinig bekend. Hoogstwaarschijnlijk was zij een dienstmeisje dat bij de Van Gelders inwoonde. Op 1 mei 1942 plaatste de familie namelijk een advertentie voor een ‘meisje voor dag en nacht’.
Rika is in 1942 opgepakt bij een razzia en in mei van dat jaar vermoord in Auschwitz, vermoedelijk meteen bij aankomst.
Sanders, geboren in 1902, had zich opgewerkt bij Stoomweverij de Nijverheid, een van grotere weverijen in de stad. Het bedrijf stond op de plek waar zich nu het politiebureau en de ‘glazen bak’ van Saxion en het ROC bevinden. De villa van de familie Van Gelderen, de eigenaren van De Nijverheid, staat er nog. Achter die villa stond de iets - maar niet veel - bescheidener woning van Sanders.
Sanders was in 1928, na afronding van zijn HBS, bij De Nijverheid in dienst getreden als boekhouder. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak was bij procureur - bedrijfsleider - en directiesecretaris. Als actief lid van de orthodox Joodse gemeenschap was hij nauw betrokken bij het Vluchtelingencomité, dat zich bekommerde om de stroom Duitse Joden die de grens over kwamen.
Tijdens de oorlog was Sanders, in het verlengde van zijn werk voor Joodse vluchtelingen, secretaris van de Joodse Raad. Die raad was het bestuursorgaan voor de Joodse gemeenschap, opgezet door de nazi’s als instrument voor de systematische vervolging en de latere vernietiging ervan. De Enschedese Joodse Raad gebruikte die positie juist om zoveel mogelijk Joden te redden van de ondergang. Sanders onderhield daarvoor de contacten met de verzetsgroep rond dominee Overduin.
De Nijverheid werd een logistiek knooppunt in de stad om Joden naar onderduikadressen te smokkelen. Vanaf de binnenplaats, waar het wagenpark van het bedrijf gestald stond, zijn talloze Enschedeërs die moesten vrezen voor de nazi’s gered. Anders dan in Amsterdam, waar de Joodse Raad de bevelen van de bezetter zo goed mogelijk opvolgde, hebben daardoor relatief veel Enschedese Joden de oorlog overleefd.
Sanders had dat geluk niet. Hij was een van de laatsten die een heenkomen zocht, vlak voordat Enschede officieel ‘Judenrein’ moest zijn. We schrijven april 1943. Onderweg naar zijn onderduikadres in Hengelo werd hij aangehouden. Hijzelf schreef daar diezelfde avond over naar zijn vrouw: ‘Wij zijn vanmorgen nog vóór de Broeierd aangehouden door Schröber zelf; schijnbaar verraden. ’t Risico van de arbeid.’ Schröber was de chef van de Sicherheidsdienst (SD), de inlichtingendienst van de nazi’s.
Via Kamp Vught, waar hij in het roemruchte Philips-commando werkte, kwam Sanders naar Polen getransporteerd. Eerst naar Auschwitz, uiteindelijk naar een buitenkamp van Gross-Rosen, ook in Polen, waar hij op 28 februari 1945 aan uitputting overleed. Zijn vrouw en drie kinderen overleefden de oorlog wel.
De werkgroep Stolpersteine Enschede heeft nog zo’n zeshonderdvijftig stenen te leggen - van de 1350 Enschedese Joden voor de oorlog zijn er zo’n 850 omgekomen. Dat zijn 850 verhalen als die van Gerard Sanders en Rika van Gelder, goed en nauwelijks gedocumenteerd. Struikelstenen - een beetje verstopt, zoals vaak als het om geschiedenis gaat - roepen die blijvend in herinnering.
Wie een bijdrage wil leveren aan die blijvende herinnering, kan terecht op de website van de Enschedese werkgroep Stolpersteine. Eén Stolperstein kost 135 euro. All in.