Verkeer
Stuur appje
Zoek

‘Als de overheid zich aan de wet had gehouden, was de vuurwerkramp nooit gebeurd’

De oorzaak van de Enschedese vuurwerkramp is in de kern heel eenvoudig. Dat stelt brandweerdeskundige Fred Vos. Datzelfde geldt voor de vraag wie ervoor verantwoordelijk is. Hadden de verantwoordelijke autoriteiten zich aan de wet gehouden, dan had de ramp nooit plaats kunnen vinden. Wetsverzaking als oorzaak, dus.

Die conclusie - wetsverzaking - is nooit getrokken, stelt Vos. “Dat kan ook niet. De betreffende wet heeft nooit op tafel gelegen.” En dat is opmerkelijk: de wet die was bedoeld om een ramp als deze te voorkomen, is in de nasleep van de vuurwerkramp stelselmatig onbesproken gebleven. Datzelfde geldt dan ook voor de in die wet benoemde taken en verantwoordelijken.

Alles aanwezig om rampen te voorkomen

Vos stelt het nog scherper: Nederland beschikte over alle wettelijke kaders en regels die nodig waren om een ramp als die in Enschede te voorkomen. “Die wet deugde. Ik zou niet weten wat daar aan ontbrak.” Kennis over explosieven en vuurwerk was er ook. “Bij de brandweerinspectie, maar ook in de internationale literatuur.”

“Na zo’n ramp vraag je je toch af: ‘We leven in een beschaafd land; hadden we daar niks tegen?’”

Anders gezegd: de wetgeving voorzag in specifieke regels om brandrampen te voorkomen en wees aan wie daarvoor verantwoordelijk waren, en de kennis die zij nodig hadden om die taak naar behoren uit te voeren was aanwezig.

‘Er zijn geen preventieve maatregelen genomen’

De crux voor de hele vraag hoe de Vuurwerkramp ooit heeft kunnen gebeuren, zo stelt Vos, zit in een curieuze vaststelling van gezamenlijke inspecties, die na de ramp onderzoek deden. Uit onderzoek van de IBR, de Inspectie Brandweerzorg en Rampen, bleek: ‘dat de brandweer Enschede ten aanzien van SE-Fireworks voor 13 mei 2000 geen preventieve activiteiten heeft ontplooid’.

Citaat inspectierapporten 1 Twente
Fragment uit het onderzoeksrapport van de gezamenlijke inspecties na de Vuurwerkramp
Beeld: 1Twente

Curieus aan die vaststelling is dat die IBR dit rapport niet heeft ondertekend. In het rapport van de IBR zelf staat eveneens dat er geen preventieve maatregelen waren getroffen, maar dan alleen in de context van het onderzoek naar de bluswerkzaamheden, voorafgaand aan de ramp. Anders gezegd: als verklaring voor het feit dat de brandweer op die fatale dag geen schijn van kans had.

De logische vervolgvragen zijn nooit gesteld

In beide rapporten ontbreken de logische vervolgvragen. Die zijn ook bij alle andere onderzoeksrapporten niet gesteld, inclusief in dat van de belangrijkste onderzoekscommissie na de ramp: die van voorzitter Marten Oosting. Had dat dan niet gemoeten, brandpreventie? Wie had moeten aangeven welke preventieve maatregelen dan genomen hadden moeten worden? En wie had vervolgens moeten controleren of dat netjes was gedaan? En waarom is dat allemaal niet gebeurd?

De antwoorden op die vragen - behalve de laatste - staan in de Brandweerwet van 1985. Maar ook die wet is buiten beschouwing gebleven. Burgemeester en wethouders hadden, zo schrijft die wet voor, een gebruiksvergunning moeten verlenen, waarbij de commandant van de regionale brandweer had moeten adviseren over de te nemen maatregelen om brand te voorkomen en te beperken. Dat was de expert.

“Ze wisten het niet, maar ze hadden het móeten weten”

Daarbij moet je denken aan de constructie van muren en daken, aan brandblusapparatuur, aan aarden wallen rond opslagplaatsen, maar ook aan de hoeveelheid en het soort vuurwerk dat opgeslagen mocht worden. SE-Fireworks had er dan voor moeten en ook kunnen zorgen dat het bedrijf aan die voorwaarden voldeed; de brandweerinspectie had dat moeten controleren

De foute milieuvergunning

Maar zo’n gebruiksvergunning is nooit afgegeven. Er was alleen een milieuvergunning met daarin de ‘sprookjeswens’ - zoals Vos het omschrijft - dat er bij brand niets ernstigs buiten het bedrijfsterrein zou moeten kunnen gebeuren. Zonder advies van welke brandweercommandant dan ook. En daarmee zonder dat helder was aangegeven hoe de effecten van een eventuele brand beperkt zouden moeten worden.

De eerste milieuvergunning - met die 'sprookjeswens' - werd afgegeven in 1997. In 1999 werd een uitbreidingsvergunning verleend voor ruwweg een vervijfvoudiging van de hoeveelheid vuurwerk die mocht worden opgeslagen.

Zelfs als de bepalingen om brand en ongelukken bij brand te voorkomen in die eerste vergunning adequaat waren geweest, dan waren ze dat niet meer voor die tweede vergunning. Maar die preventieve maatregelen zijn bij afgifte van de vergunning voor uitbreiding van de opslag niet aangepast.

Fred Vos 1 Twente
Fred Vos, deskundige brandweerzorg, vlakbij de plek waar de Enschedese Vuurwerkramp plaatsvond
Beeld: 1Twente

Een milieuvergunning is onzinnig en onjuist, stelt Vos. “Vuurwerk in opslag vormt geen bedreiging voor het milieu. Als je het fabriceert, misschien. En bij brand, maar dan zit je in een andere wet, de Brandweerwet.” Opslag van vuurwerk was - en is - bij wet verboden. Tenzij er een vergunning voor is afgegeven. De vergunningverlening voor de opslag van brandgevaarlijke of bij brand gevaar opleverende stoffen - waaronder uiteraard ook vuurwerk - stoelde niet op milieuwetten, maar op de Brandweerwet van 1985.

Had B&W zich aan de wet gehouden, dan was er een gebruiksvergunning opgesteld. Voorzien van het advies van de regionale brandweercommandant. Vos: “Maar dan had S.E. Fireworks in die vorm daar nooit gezeten.”

Ruim twintig controles

Na afgifte van die milieuvergunning in 1997 zijn er ruim twintig controles bij S.E. Fireworks uitgevoerd. Door de brandweerinspectie èn een gespecialiseerd bureau van defensie. Op een enkele opmerking na - er moest een brandblussertje bij, hier en daar - is daarbij nooit vastgesteld dat er iets mis was. Dat kon ook niet. Het enige toetsingskader was die milieuvergunning, waarin niets concreets stond over brandpreventie.

“De inspectie wist dit wel degelijk, maar die heeft het verzwegen”

Burgemeester Mans verklaarde kort na de ramp dan ook dat het om een ‘keurig bedrijf’ ging, ‘waar niets op aan te merken viel’.

Volgens Vos wist die brandweerinspectie - die zijn bestaansrecht nota bene ontleende aan de Brandweerwet - dat er een gebruiksvergunning had moeten zijn, gestoeld op het advies van de regionale brandweercommandant. “Ik ken die mensen persoonlijk. Die wisten dat wel degelijk. Maar die hebben gezwegen.”

Gekopieerde vergunningteksten

Opmerkelijk is dat de afgegeven milieuvergunning teksten bevat die rechtstreeks zijn ontleend aan bepalingen uit de Brandweerwet 1985. Toch is er nooit een brandweerofficier betrokken geweest bij toetsing van die vergunning. Concrete, specifieke en controleerbare bepalingen over de wijze van opslag bij S.E. Fireworks of voorzieningen om brand - of erger - te voorkomen, ontbreken dan ook.

Een ambtenaar van de Enschedese milieudienst verklaarde na de ramp bij de politie dat hij de vergunningteksten voor S.E. Fireworks kopieerde uit de vergunning voor een andere vuurwerkhandelaar in de stad.

Als niemand zich aan de wet houdt…

Geen van die verantwoordelijken - lokaal en nationaal - heeft zich aan die wettelijk voorgeschreven taken gehouden. In het schemergebied dat daardoor ontstond, bouwde zich een kruidvat op waarvan niemand bevroedde welk effect het zou kunnen hebben. Het vreemde is dat er na de ramp nooit is gekeken naar de wettelijke bepalingen die hem hadden moeten voorkomen. Vos: “Dat is verbijsterend. Na zoiets vraag je je toch af: ‘Hadden wij daar niet iets tegen?’”

De Brandweerwet

Die Brandweerwet uit 1985 was dè wet over alles wat met brand en brandpreventie te maken had; en een explosie is niets anders dan een heel snelle ontbranding. In die Brandweerwet werden taken omschreven en verantwoordelijken aangewezen. Met als doel brand en rampen als gevolg van brand te voorkomen.

Art 1 Brandweerwet 1 Twente
Brandweerwet 1985, artikel 1, lid 4, onder a
Beeld: 1Twente

De belangrijkste verantwoordelijken voor de uitvoering van die wet waren de al genoemde regionale brandweercommandanten en de colleges van burgemeesters en wethouders, die gaan over vergunningen. Maar de Brandweerwet regelde ook de inspectie en de brandweeropleiding, bijvoorbeeld.

Precieze omschrijving van taken

Die brandweerwet uit 1985 omschreef die taken en verantwoordelijkheden heel precies. In normale mensentaal komt het erop neer dat B&W brand moest ‘voorkomen, beperken en bestrijden’. Datzelfde geldt voor ongevallen als gevolg van brand. Bij die bepalingen staan twee zinnetjes die dat nog wat aanscherpen. Het zijn taken die B&W ‘in elk geval’ moet uitvoeren en er geldt een toevoeging: het gaat om het voorkomen en bestrijden van brand voorkomen en ‘al wat daarmee verband houdt’. Dus: wat je ook doet, dit in elk geval, en dan alles wat daarvoor nodig is.

In elk gevaltaak Brandwerwet 1 Twente
Brandweerwet 1985, artikel 3, lid 2, ten 2e onder a en b
Beeld: 1Twente

De Brandweerwet wees - hoe kan het ook anders - de brandweer aan als uitvoerder. B&W was bestuurlijk verantwoordelijk, de brandweer zorgde voor de praktische invulling. Daarbij was een bijzondere rol weggelegd voor de commandant van de regionale brandweer. Die moest B&W adviseren over brandpreventie en te nemen maatregelen om brand te beperken of te bestrijden. Gevraagd en ongevraagd.

‘Wetsverzaking, en dat is verzwegen’

“Die verantwoordelijken hebben verzaakt”, stelt Vos. “Allemaal. En dat is verzwegen.” Niet verzwegen is dat de overheid, maar ook de betrokken inspecties en ministeries, grote fouten hebben gemaakt. Dat was misschien wel de meest harde van alle conclusies die de onderzoekscommissie onder leiding van Marten Oosting trok. Maar ook Oosting toetste het handelen van brandweer en overheden niet aan de wet die over brandrampen ging. De conclusie ‘wetsverzaking ‘bleef uit.

B&W: ‘geen idee’

B&W stelde na de ramp bij herhaling, bij monde van toenmalig burgemeester Mans, dat geen enkele gemeente en geen enkel college in Nederland er enig idee van had dat vuurwerk zo gevaarlijk kon zijn.

Dat ondanks een vergelijkbare vuurwerkramp in Culemborg in 1991, waarbij al werd vastgesteld dat vuurwerk in opslag zich onvoorspelbaar gedraagt en niet in de buurt van woonwijken hoort. Maar het onderzoeksverslag van die ramp bereikte nooit de rest van het land.

Maar er is nog iets: in het jaar voor de ramp bracht onderzoeksbureau Aviv, in opdracht van de provincie, alle bedrijven in kaart die met risicovolle stoffen werkten. Inclusief de mogelijke gevolgen, als het echt mis zou gaan. S.E. Fireworks stond op die lijst en was ingedeeld bij de groep bedrijven met het op één na hoogste risico-niveau. Het aantal geschatte doden bij een ramp was 20 tot 25.

Brandweercommandanten: ‘geen verstand van vuurwerk, geen prioriteit’

Als het om S.E. Fireworks gaat, waren er twee regionale brandweercommandanten die een rol hadden moeten spelen bij de afgifte va de vergunningen: Joop Hüve bij de vergunning uit 1997 en Ab Groos bij de vergunning uit 1999. Groos is na de ramp gehoord door de commissie Oosting. Uit zijn verklaring blijkt dat hij weliswaar regionale brandweercommandant was, maar zich niet als zodanig opstelde. Niet tijdens zijn optreden voor de commissie, niet als het om de afgifte van vergunningen ging.

Groos verklaarde dat de brandweer stapels kopieën van milieuvergunningen kreeg, nadat die waren toegekend. Hij beklaagde zich erover dat hij graag zag dat de brandweer meer betrokken zou worden bij de afgifte van die vergunningen. Dat is opmerkelijk omdat de wet advies voorafgaand aan vergunningafgifte verplicht stelde. En omdat het daarbij om gebruiksvergunningen ging, niet milieuvergunningen.

Verklaring bij Oosting moeilijk te vinden

Opmerkelijk is ook dat deze verklaring van Groos alleen is verschenen in de papieren versie van het eindrapport van de commissie Oosting. Die is weliswaar nog altijd te koop (102,10 euro voor alle vier de delen) maar de verspreiding van dat rapport is beperkt gebleven. In de publieksversie, maar ook in de versie die online beschikbaar is - met als titel ‘De Vuurwerkramp - Eindrapport’ - is deze verklaring weggelaten. In die onlineversie komt de naam van Groos alleen voor in de namenlijst, achterin.

Uit deze en andere verklaringen van brandweerofficieren bij Oosting en in civiele rechtszaken als die van Grolsch blijkt consequent dat vuurwerk geen prioriteit had en dat men er ook geen verstand van had.

Verklaring Ab Groos bij Oosting 1 Twente
De verklaring van brandweercommandant Ab Groos bij de commissie Oosting, zoals uitsluitend opgenomen in de papieren versie van het eindrapport
Beeld: 1Twente

Kort gezegd: de ramp heeft zowel het openbaar bestuur als de brandweer in Enschede volkomen verrast. B&W, de regionale brandweercommandant, de brandweer in het algemeen, niemand gaf vuurwerk prioriteit of wist wat de risico’s waren. Vos: “Maar het had prioriteit móeten hebben”, stelt Vos. “Ze wisten het niet, maar ze hadden het móeten weten.”

Conclusie van de Commissie Oosting

Oosting stelde weliswaar vast dat er veel was misgegaan rond vergunningen, fouten waar S.E. Fireworks part noch deel aan had. Het bedrijf mocht er vanuit gaan dat overheden, brandweer en inspecties handelden zoals moest. Wat Oosting niet concludeerde, is dat al deze partijen hun wettelijke taak hadden verzaakt.

Dat kon ook niet: de wet die de ramp had kunnen en moeten voorkomen, is stelselmatig buiten beeld gebleven. Of gehouden.

Marten Oosting wilde niet reageren op de inhoud van dit artikel.

Brandweercommandanten Ab Groos en Joop Hüve zijn verschillende keren benaderd via social media. Geen van beiden heeft gereageerd.

Oud-brandweerinspecteur Henny Reudink stelt dat de brandweerinspectie (IBR) destijds geen belang had bij toetsing van taken en verantwoordelijkheden aan de Brandweerwet van 1985 en om die reden die wet in haar onderzoek buiten beschouwing heeft gelaten.

Fred Vos is brandveiligheidsexpert en deed, behalve naar de vuurwerkramp, ook onderzoek naar onder meer de Schipholbrand, de Herculesramp en de brand in ’t Hemeltje in Volendam. Volgens hem hadden die rampen dezelfde oorzaak: verzaking van de taken uit de Brandweerwet.

Vos was getuige-deskundige bij rechtszaken rond de Enschedese vuurwerkramp.

Vos heeft een (inter)nationale brandweercarrière achter de rug en was onder meer verantwoordelijk voor professionalisering van de opleiding voor brandweerofficieren in aanloop naar de invoering voor de hier besproken Brandweerwet uit 1985. Hij vertrok bij de brandweer - niet geheel vrijwillig - na onmin over de kwaliteit van de brandweeropleiding en grote weerstand bij brandweerofficieren in het land tegen zowel de professionalisering als de regionalisering van de brandweer, beide voortvloeiend uit de Brandweerwet.

Heb je een nieuwstip of nieuwe informatie?
Tip onze redactie via mail of telefoon. Deze vind je op onze contactpagina.