Terwijl veel Nederlandse gemeenten de afgelopen jaren al onderzoek hebben gedaan naar roofhandel van Joods vastgoed tijdens de Tweede Wereldoorlog, blijven zeven gemeenten daarbij achter, waaronder de twee Twentse gemeenten Almelo en Hengelo.
Dat wijst de meest recente rondvraag uit die het journalistieke platform Pointer (KRO-NCRV) deed onder gemeenten waar meer dan tien transacties van Joodse panden plaatsvonden. Almelo is een van de twee Twentse gemeenten die dit aantal ruim overschrijdt.
Pointer deed onderzoek naar de status van Joodse panden uit de Tweede Wereldoorlog. Elk jaar vraagt Pointer aan de verschillende gemeenten of zij al een historisch onderzoek zijn gestart. Almelo geeft aan te wachten met het uitvoeren van een onderzoek tot een nabestaande zich bij de gemeente meldt.
Van de zeven gemeenten die nog geen onderzoek hebben gedaan, vonden in Almelo verreweg de meeste transacties plaats. Liefst 60 panden wren onderdeel van een transactie. De PvdA Almelo heeft inmiddels schriftelijke vragen ingediend en wil onder meer weten waarom het college een afwachtende houding aanneemt, terwijl 160 gemeenten wel zelf het initiatief hebben genomen tot onafhankelijk onderzoek.
Jaap Hartog, voorzitter van de Joodse Gemeente Twente, noemt in een reactie de houding van Almelo teleurstellend en moedigt inwoners aan om zich te melden bij de gemeenten en de noodzaak van een onderzoek te benadrukken.
Volgens Hartog had dit soort onderzoeken al decennia eerder moeten geschieden: ”Ik snap dat deze zaken direct na de oorlog nog erg gevoelig lagen, maar in mijn ogen hadden we dit als samenleving eigenlijk in de jaren zestig en zeventig al op orde moeten hebben."
Verder navraag binnen de Joodse gemeenschap leert dat het allerminst een zwartwit kwestie is. Het pand Oranjestraat 6 waar rijwielhandel Leloux is gevestigd, is in de oorlogsjaren bijvoorbeeld door een handige, doch reguliere transactie uit handen van de bezetter gebleven. Na de oorlog kocht de eigenaar het volgens afspraak weer terug. Die heeft er daarom moeite mee dat Joodse vastgoedtransacties in de beeldvorming per definitie als ondeugdelijk worden bestempeld. "Met Oranjestraat 6 is niets aan de hand en dan hoef je dat ook niet uit te zoeken", laat een familielid van pandeigenaar Oranjestraat 6 weten. "Maar dat weet de buitenstaander niet."
Als die bewuste transactie in die tijd niet was gepasseerd en de nabestaanden waren niet teruggekeerd, dan was de familie naar eigen zeggen gaan zoeken hoe het zat. "En hadden we wellicht bij de gemeente aangeklopt om het te laten onderzoeken, zoals Hartog oproept om te doen. "Maar we moeten wel voorzichtig zijn een waardeoordeel aan deze vastgoedtransacties te hangen, waarvan we niet weten wat de constructie was."
Het is volgens de nabestaande allerminst een zwartwit verhaal. "Vele pandeigenaren zijn niet teruggekeerd. Dat waren voor Almelo 250 inwoners. De constructies van vastgoedtransacties waren zeer uiteenlopend. Daarom moet je dat zeker uitzoeken. Maar zonder op voorhand transacties in categorieën te plaatsen, zoals nu een beetje gebeurd. We moeten ons de gevoeligheid van dit onderwerp goed realiseren."
Laat onverlet dat de De Joodse Gemeente Twente graag met de gemeente Almelo in gesprek gaat. Volgens Jaap Hartog is er nog niets gepland. "Maar we staan er absoluut voor open om met zowel Almelo als Hengelo het gesprek aan te gaan en expliciet te vragen waarom er nog geen onderzoek is gestart.”