Het is mooi weer, die zaterdag. Een Duitse legertruck met in de laadbak een groot aantal Engelse krijgsgevangenen rijdt vanuit Arnhem richting Oost-Nederland. Nederlandse burgers juichen als ze voorbij komen. De Engelsen roepen terug, zwaaien en maken het V-teken. Het is 23 september 1944. De slag waarvan ze worden weggevoerd, is nog in volle gang. Dat de brug bij Arnhem een brug te ver zal zijn, is al duidelijk. De Duitsers staan op het punt hun laatste overwinning uit de Tweede Wereldoorlog te boeken.
In het drukke centrum van Brummen gaat het mis. Twee Engelse officieren proberen te ontkomen. De Duitse SS-bewakers, toch al geïrriteerd door het gejuich, beginnen in het wilde weg te schieten. Vier Engelsen in de laadbak worden dodelijk getroffen. Vier anderen worden naar een villa in Zutphen gebracht en, een dag later, naar Enschede. Daar sterven ze, de laatste op 7 oktober. Op de begraafplaats liggen dan al hun vier dode kameraden. Al op 23 september worden hun lichamen afgevoerd naar Enschede.
Oorlogsmisdaad
"De Duitsers waren in blinde paniek", zegt Ton Wientjen. "Wat ze gedaan hadden, was een oorlogsmisdaad, nota bene onder de ogen van het publiek. Volgens de Conventie van Genéve mag er niet worden geschoten op krijgsgevangenen. Dat wisten ze drommels goed. De daders waren SS-ers. Na de schietpartij stonden ze op het punt alle Engelsen te executeren. Ze lagen al op de grond. Een toevallig passerende hoge officier wist dat op het laatste moment te voorkomen. Maar de sporen van die eerdere moordpartij moesten natuurlijk worden uitgewist."
Wientjen (77) is een specialist als het gaat om de Slag om Arnhem. Hij groeide op in de schaduw van de beroemde brug, maar woont sinds 1954 in Enschede. De herinnering aan de verwoesting van zijn geboortestad heeft hem nooit meer losgelaten. "Mijn ouders hebben, net als alle Arnhemmers, na de slag hun huis moeten verlaten. Arnhem was een spookstad geworden. Als kind zong ik mee in de aubade bij de ruïne van de Eusebiuskerk. Tussen de puinhopen door zag je de brug."
Rondleiding op slagveld
Vanuit Enschede leidt hij met enige regelmaat groepen en gezelschappen rond op het voormalige slagveld. Het drama van de acht Engelse soldaten op de Oosterbegraafplaats in zijn eigen stad Enschede behoort tijdens deze 'battlefield tours' tot het vaste repertoire van verhalen die hij vertelt.
"Het is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Market Garden. Een vergeten bladzijde ook. Deze jongens liggen hier, de rest in Oosterbeek. Daar vindt elk jaar de grote herdenking plaats. Arnhem wordt over het algemeen gezien als een redelijk eerlijke strijd. Een drama voor de Britten, maar wel een strijd waarbij de partijen elkaar over en weer respecteerden. Op het hoogtepunt werd er zelfs een staakt-het-vuren ingelast om de Engelse gewonden naar het ziekenhuis te brengen. Duitsers en Engelsen werkten daarbij samen. De moord op die acht weerloze krijgsgevangen, gepleegd door SS-ers, past absoluut niet in dat beeld."
Het herkenningspunt
Het drama maakt hem nog altijd emotioneel. Ook op deze grijze maandag, als hij via de grote poort de Oosterbegraafplaats oploopt. Wientjen vindt er blind de weg. Tussen de graven links en rechts loopt hij over het lange pad naar het deel waar de militaire slachtoffers uit de oorlog liggen. Een hoog marmeren kruis, vast herkenningspunt van alle Britse begraafplaatsen, staat aan de voet van een dubbele rij oorlogsgraven.
De namen uit het hoofd
Ergens in midden blijft hij staan. Voor hem, naast elkaar, liggen de acht van wie hij de namen al heel lang uit het hoofd kent: Platt, Mills, McCracken, Allen, McNabb, Huard, Purves en Coterell. Parachutisten, een glider-piloot, een verkenner. Platt, de oudste en kapitein, is dertig jaar. Purves, de jongste, nog maar twintig.
"Ik kom hier veel. Ik woon in de buurt. Bij elke wandeling brengt een ondefinieerbare drang mij hiernaartoe. De werkers op de begraafplaats kennen me ook. Ik heb ze een keer meegenomen voor een rondleiding in Arnhem. Grafstenen gaan pas echt leven als je het verhaal erachter kent. Deze jongens, slachtoffers van een absoluut zinloze daad, vormen zo'n verhaal."
Toeval
Veel aandacht voor het lot van de acht is er niet geweest. "De Duitsers hebben in zekere zin succes gehad met hun poging dit in de doofpot te stoppen." Het was in zekere zin ook toeval dat hij hun bestaan ontdekte. "Gemeentearchivaris Adrie Rodink attendeerde mij op de graven. Hij kende mijn fascinatie voor Market Garden en wist dat ik uit Arnhem kwam." Samen met historicus Dick Schluter, destijds directeur van het Airborne Museum in Oosterbeek, organiseerde hij zelfs een paar keer een herdenking op 23 september. "Dan kocht ik zonnebloemen. Leerlingen van de Prinsenschool zetten die vervolgens op de graven. Maar een traditie is dat nooit geworden.
Nu, zoveel jaar later, houdt hij op 23 september zijn eigen herdenking. Om 11.00 uur vertelt hij op de Oosterbegraafplaats het verhaal van de acht Engelsen aan iedereen die het horen wil. "De Amerikanen verzamelen al hun doden op één plek, de Engelsen laten ze achter op de plek waar ze gestorven zijn. Voor de meeste van hun kameraden was dat Arnhem, voor deze jongens Enschede. Als wij ze vergeten, sterven ze voor de tweede keer.
© Newsroom Enschede, de samenwerking tussen TC Tubantia en 1Twente Enschede, foto: Cees Elzenga - hetoog.nl