In 1925 werden de eerste arbeiderswoningen in de Hengelose buurt 't Wilbert gebouwd. Tijdens de wijksportdag Fit & Gezond werd er zondag stilgestaan bij het 100-jarig jubileum. De buurt ontwikkelde zich in de schaduw van de opkomende industrie en groeide mee met de stad. "Het was een gemoedelijke wijk met een groot gevoel van saamhorigheid", zegt bewoner mevrouw Broersma-Roosenkrans (86), die al bijna haar hele leven in de wijk woont.
Burgemeester Sander Schelberg was bij de opening van de festiviteiten: "Wanneer iemand honderd jaar wordt komt de burgemeester langs. Ook als de buurt 100 jaar wordt." Hij reikte de eerste medailles van de sportdag uit aan bewoners die hun hele leven in de buurt hebben gewoond.
De buurt 't Wilbert is ontstaan in een tijd dat Hengelo groeide: "Dat kwam door de industrie; Hengelo had veel arbeidskrachten nodig", zegt Hans de Gruil, voorzitter van Stichting Erfgoed Hengelo. Met de komst van de metaalindustrie werd eerst de wijk Tuindorp 't Lansink gebouwd, maar er was meer nodig. "Toen werden aan de andere kant van Hengelo de eerste straten van de buurt gebouwd."
In 1925 bouwde woningbouwvereniging Ons Belang de eerste 48 arbeiderswoningen en twee winkels aan de Paulus Potterstraat. De bouwkosten bedroegen 2.700 gulden per woning en de huur was becijferd op vier gulden en 75 cent per week.
Door de verschillende soorten woningen die gebouwd werden, ontstond er een gevarieerde wijk. De eerste woningen die in 1925 gebouwd werden, waren elektrisch. "Dat heeft te maken met Rento Hofstede Crull, de latere oprichter van Heemaf. Hij had al een electriciteitscentrale in Borne en wist al snel dat hij naar Hengelo moest." Daar begon hij aan de Bornsestraat de Twentsch Centraal Station voor Electrische Stroomlevering (TCS).
Woningen in die tijd werden verwarmd met olie of kolen, maar de woningen in 't Wilbert kregen een aansluiting op het elektriciteitsnet en kregen hun energie van Hofstede Crulls electriciteitscentrale: "Er werd toen gekookt op een elektrische kookplaat. Best vooruitstrevend voor die tijd", zegt De Gruil. Met de ontdekking van het gasveld in Groningen kregen alle huizen een aansluiting op gas. "Dan kun je zien hoeveel invloed één persoon kan hebben."
Bewoners die (bijna) hun hele leven in de wijk hebben gewoond zijn mevrouw Ferwerda- Hietbrink (88), Annie Spoolder-ten Westerend (83) en Willy Broersma-Roosekrans (86). "Het was een gemoedelijke wijk met een groot gevoel van saamhorigheid", zegt Broersma-Roosekrans. Van het schaatsen bij De Houtmaat tot het zwemmen in het Castorbad en het Weusthagbad; het zijn mooie herinneringen die veel Hengeloërs herkennen. "We sprongen vanaf de steiger snel het water in, want dan hoefde je niet te betalen", lacht Ferwerda-Hietbrink.
Mevrouw Broersma-Roosekrans verhuisde in de oorlog naar 't Wilbert, waar haar vader onderwijzer werd. "Dat was een lastige tijd voor mijn vader, want je komt dan in een stad en buurt te wonen, waarin je niemand kent." In de oorlogsjaren was het lastig om in te schatten wie je kon vertrouwen.
Door de oorlogsjaren zat gewoon naar school gaan er niet in. "Ik zat op de Wilbertschool en die was door de Duitsers in beslag genomen, waardoor wij daar niet naar school konden. Wij kregen toen halve dagen les en iedere keer op een andere plek. Soms in het café, soms in de apostolische kerk of bij mensen thuis." Tijdens de oorlog was de saamhorigheid groot en werd er naar elkaar omgekeken, aldus Broersma-Roosekrans.
Eén moment weet Broersma-Roosekrans nog goed: "Als school klaar was, moest ik altijd direct naar huis komen. Op een moment werd er gebombardeerd en een meisje uit mijn klas was erg bang. Ik heb haar toen eerst thuisgebracht." Na een tijd geschuild te hebben onder een heg vervolgde zij haar weg naar huis: "Ik was wel bang dat mijn ouders boos zouden zijn dat ik niet direct naar huis ben gekomen, maar ze waren heel erg opgelucht en blij mij te zien."
Mevrouw Ferwerda-Hietbrink werd geboren in 't Wilbert en woont hier al haar hele leven. "Mijn opa was schillenboer en ik ging twee keer in de week met hem mee." Met paard en wagen reden zij door de straten van 't Wilbert om etensresten op te halen bij de mensen thuis. "Er werd door veel mensen op ons neergekeken, maar dan zei mijn opa altijd tegen mij: 'Ach, wiej hebt roomboter op 'n stoet.' "
In de oorlogsjaren en daarna speelde, net als in de rest van Nederland, de verzuiling een grote rol in het dagelijks leven. De katholieken en de protestanten woonden gescheiden van elkaar. "Iedereen had zijn eigen clubs, sportverenigingen en ging naar eigen scholen", zegt Spoolder-ten Westerend. Zij woont nu zestig jaar in de wijk en groeide op in een dorp bij Arnhem. "Ik kan me nog herinneren toen de eerste protestant bij onze muziekvereniging kwam. Dat was nogal een ding in die tijd."
De kinderen uit de verschillende straten kwamen regelmatig met elkaar in botsing: "Met scholen onderling had je dan ruzie. Als ik naar school liep, liep ik niet door bepaalde straten waar katholieken woonden, want dan werd je wel eens geslagen." Vanaf de jaren zestig kwam de ontzuilling en werd dit steeds minder een probleem.
De wijk is volgens de dames wel veranderd: in fysieke omvang, maar ook in sfeer. "In mijn jeugd lag het Castorbad nog helemaal afgelegen van de stad. Er werd langzamerhand steeds meer bijgebouwd", zegt Broersma-Roosekrans. Anno 2025 is de wijk nog gemoedelijk, alleen is-ie niet meer te vergelijken met vroeger. "Mensen zijn tegenwoordig veel meer op zichzelf. Vroeger waren alle voortuintjes netjes, tegenwoordig is het wel achteruitgegaan", aldus Spoolder.
"Als de wereld en het leven verandert, dan kun je dat ook niet voorkomen in je eigen straat", sluit Broersma-Roosekrans af.