Het is zondagochtend 2 september, rond half tien, als Loes de Groot-Veenendaal - echtgenote, moeder van drie kinderen en oma - het MST in Enschede verlaat. Gekleed in haar lange blauwe jas, lichte spijkerbroek en op roze Michael Kors-schoenen. Ze verbleef sinds mei vanwege een zware depressie op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis, maar mag vrij in en uit lopen. Haar telefoon, bankpas en portefeuille laat ze op haar kamer achter. Alles wijst erop dat ze terug zal komen.
Maar ze komt niet terug. Die dag niet, die week niet, helemaal niet. Er zijn inmiddels meer dan vijf maanden verstreken sinds die zondag, maar nog altijd is haar verdwijning voor iedereen een raadsel, vertelt dochter Louise Jonkman-Mengerink (33). Ze doet aan de keukentafel in haar woning in Almelo mede namens haar familie het verhaal van haar moeders verdwijning. In de hoop mensen nog eens te bewegen om zich heen te kijken: in bossen, in geulen, in vijvers en in lege schuren. En om vooral aanwijzingen bij de politie te melden. We zijn gewoon afhankelijk van tips.
Want de bizarre realiteit van nu is dat er geen aanknopingspunten meer zijn rond de verdwijn van Loes de Groot-Veenendaal. De enige aanwijzing dateert van vlak na haar vertrek als ze met stevige pas over de Kuipersdijk in Enschede loopt. Dat is op camerabeelden te zien.
OnzekerheidMaar daar, op de Kuipersdijk, houdt het spoor ook gelijk op. Desondanks wordt er in de weken daarna naar Loes gezocht. Met man en macht: door politie, familieleden, vrienden en vrijwilligers. Met helikopters en met speurhonden. In willekeurige natuurgebieden, langs kanalen, in straten en op pleinen. Maar er is niets gevonden , zegt Louise. Geen jas, geen kledingstuk, niet haar zwarte bril. Geen lichaam.
Omdat er niets zeker is, kan er ook niets worden uitgesloten. Ze kan overal zijn, maar moet ergens zijn. Levend of dood. Die onzekerheid is killing ,zegt haar dochter. Als ik met mijn kinderen langs het Twentekanaal loop, kijk ik altijd of ik iets in het water zie. Uit automatisme. Stel je voor dat ze daar drijft. Of tussen het riet ligt. Het gaat helemaal nergens over, maar als ik in natuurgebieden loop, ben ik alerter. Kijk ik om me heen.
Sociaal mens Mijn moeder was depressief. Maar het is niet dat je dat kon zien aan haar, ze gedroeg zich zoals jij en ik. Ze zag er ook niet raar uit. Mam was een lief, vriendelijk, sociaal mens. Ze toonde geen afwijkend gedrag. Ze was niet gek.
Louise vervolgt: Haar psychiater heeft aangegeven dat het hem zou verbazen als ze zelfmoord zou hebben gepleegd. Zelf heb ik haar s ochtends nog aan de telefoon gehad. Mijn moeder had het emotioneel wel eens zwaar. Dan belde ik de afdeling, of ze even bij haar wilden kijken. Maar die ochtend niet. Ze klonk gewoon rustig. Voor zover bekend is Louise de laatste die met haar moeder gesproken heeft.
Louise praat in de verleden tijd over haar moeder. Ze weet niet precies waarom. Meer omdat het al zo lang geleden is dat ik haar gesproken heb. Vervolgens: Als mensen aan me vragen wat ik denk ¦ Ik weet niet wat ik moet denken. Misschien is ze wel gehersenspoeld, leeft ze ergens, hebben ze haar wijsgemaakt dat wij haar niet meer willen zien. Vergezocht? Misschien. Maar, zegt ze nogmaals. Het is niet uit te sluiten. Niéts is uit te sluiten.
Ze noemt het een bizarre situatie . Wij hebben een zoontje van drie jaar. Als hij vraagt waar oma is ¦ Dat kun je niet uitleggen. Het Ãs ook niet uit te leggen. Aan niemand.
Aandenken
In de woning van Louise staat een naambordje van mozaïek. Oma Loes maakte het voor haar pasgeboren kleindochter, toen pas drie maanden oud. Het was vlak voor haar verdwijning. Het is in de kamer het enige, zichtbare aandenken aan haar moeder. Louise voelt niet de behoefte om bijvoorbeeld een kaarsje te branden, bij een foto. Dat hoort bij herinneren en er valt nog niets te herinneren, legt ze uit. Zolang niet duidelijk is waar ze zich bevindt, zolang we geen bewijs hebben, is mam voor mij nog niet dood. Voor mij leeft ze nog.
Er zijn nachten dat ze niet kan slapen. Zoals afgelopen week. Heb ik het hele handboek van de politie doorgelezen op internet. En afstudeeronderzoeken over vermissingen. Je probeert alles, wordt zelf een soort rechercheur. Niets wil ze aan het toeval overlaten. Zo is ze eigenhandig achter tipgevers aan gaan bellen. Dat de politie ook al met hen sprak, en ze dus feitelijk het werk van de professionals overdeed, maakt haar niets uit. Dan kon ik doorvragen. Je wilt dingen zeker weten.
Het Smalenbroek
De zoektocht bracht haar al op allerlei plekken. Op een gegeven moment denken de speurders beet te hebben, op landgoed Het Smalenbroek in Enschede, een plek waar Loes wel eens kwam om te wandelen. Een voor de familie onbekende vrouw, die zich vrijwillig gemeld had om te helpen zoeken, laat haar hond een geur van Loes ruiken. Een paar tellen later rent het dier het water in en begint hard te blaffen. Ik denk dat ze hier in ligt , zei die vrouw.
Het aanslaan van de hond is voor een zwager en een vriendin van Louise aanleiding om direct zelf het ondiepe water in te gaan. Je houdt je hart vast. Uiteindelijk is het hele water doorzocht , vertelt Louise. Het bleek tevergeefs. Het gevoel daarna is dubbel. Er valt een last van je af, maar anderzijds: je gaat emotioneel helemaal kapot. Want wat nu dan? Wat gaan we nu doen?
En zo gaat het iedere keer. Ieder bosgebied waar ze doorheen lopen, iedere geul waar ze in kijken, iedere struik die ze opzij duwen. Elke keer strijden hoop en vrees om voorrang.
Alles grijpen ze aan. Ik heb niets met waarzeggers, maar als er morgen een belt die mij kan zeggen waar ze is, dan zeg ik niet gelijk nee.
Zelfbescherming
Maar intussen probeert Louise Jonkman-Mengerink ook gewoon door te gaan met leven. Uit zelfbescherming holt ze niet meteen achter elke willekeurige tip aan. Deze week meldden twee mensen dat ze Loes zijn tegengekomen in Haarlem. Levend. De politie gaat die tip nu na, Louise blijft er vrij kalm onder. Onder het motto: eerst zien, dan geloven. Zelfbescherming dus. Overal maar op afgaan kan niet, weet ze. Dat is emotioneel heel zwaar.
Ze gaat naar haar werk, haalt boodschappen, kookt, zorgt met haar man voor hun beide kinderen, waarvan de jongste pas acht maanden oud is. Ze wil niet bij de pakken neerzitten en houdt hoop. Daartoe voelt ze zich verplicht. Voor zichzelf, voor haar gezin en voor haar moeder. Maar ik leef niet zoals ik leefde. Het stempel van de vermissing zit overal op. Het beheerst je. Je gaat ermee naar bed, je wordt wakker en het is er weer. Als je niet aan het zoeken bent, ben je er in je hoofd wel mee bezig.
Je loopt rond met een trauma. Als iemand overlijdt, dan is dat heel erg. Maar je kunt verder. Wij kúnnen niet verder. We weten niets. Er is niets om je aan vast te houden , zegt ze. Pas als ik haar lichaam zie kunnen we verder.
© Newsroom Enschede, de samenwerking tussen TC Tubantia en 1Twente Enschede - foto: Lars Smook