Verkeer
Stuur appje
Zoek
Je bekijkt nu een artikel uit het archief
Dit artikel is niet geoptimaliseerd voor de huidige 1Twente-website. Hierdoor kan het voorkomen dat de opmaak wegvalt, er media ontbreekt en/of metadata incorrect is.
Nieuws
Enschede

Joodse Bertje (89) blikt terug op oorlogstijd in Enschede: 'Geluk gehad'

265756 bloch

In het kader van 4 en 5 mei halen we herinneringen op aan de oorlog. Halsoverkop moet het Joodse gezin van huisarts Marius van Rhijn in 1942 hun huis verlaten aan de Oldenzaalsestraat in Enschede. Dochter Bertje vertelt.

"Wat ik heb meegemaakt staat in geen verhouding tot de kampen", benadrukt Bertje Bloch-Van Rhijn tijdens het gesprek een paar keer. "Ik ben bevoorrecht, ik heb geluk gehad." Mensen moeten weten dat het met velen wél goed is afgelopen. "En dat er ook veel mensen zijn geweest die Joden hebben geholpen en daar grote risico's mee namen."

89 is ze nu, nog scherp van geest. Na de dood van haar echtgenoot Rhodo Bloch, oud-huisarts in Doetinchem, woont ze nu alleen in een luxe zorgappartement in Zelhem.

Jeugd in Enschede
Hier bewaart ze de herinneringen aan haar jeugd in Enschede. Ze werd in 1928 geboren in een huis aan de Oldenzaalsestraat tegenover de Jozefkerk, waar haar vader zijn huisartsenpraktijk begon. Ze heeft nog steeds haar rapportboekje van de 'Godsdienstschool der Nederlands Israëlitische Gemeente te Enschede'. Vanaf 1939 lopen de verzuimuren op van ongeveer 3 naar 16 en later zelfs 36. "Dan zaten we weer achter de Waterlinie omdat mijn vader dacht dat het daar veiliger was."

Dreigend gevaar
Signalen over dreigend gevaar kwamen van Ada Poortenaar, een studievriendin van moeder Cora van Rhijn-Leijdesdorff. Zij was de secretaresse van de minister van Buitenlandse Zaken, Van Kleffens. "Als ze had gebeld, vertrokken we naar familie in Zaandam."

Het gezin Van Rhijn woont dan verderop aan de Oldenzaalsestraat, op nummer 161, vlak naast uitgaanscentrum De Vluchte. Moeder Cora is vermoedelijk de eerste vrouwelijke advocaat in Enschede. De ouders hebben veel vrienden in de gegoede kringen, ook niet-Joodse. "Dat was onze redding, ook omdat die vrienden grote huizen hadden waar het makkelijker was om onder te duiken."

Onderduiken

Huisarts Van Rhijn heeft veel Joodse patiënten. Bij de razzia in het najaar van 1941 wordt een groot aantal opgepakt. Dokter Van Rhijn gaat onversaagd door met zijn werk. Ondertussen bereidt hij zich er met zijn vrouw op voor dat ze gaan onderduiken. Waardevolle spullen worden bij buren als de familie Goorhuis op nummer 159 in bewaring gegeven. Nadat Van Rhijn zich in juli 1942 door de Duitsers heeft laten keuren voor het werkkamp, besluit hij dat het tijd is om te vertrekken. Dat gebeurt toch nog halsoverkop. "Iemand die wist dat we zouden gaan onderduiken, had ons verraden. Wie dat was? Ik heb geen idee."

Jodenster
Op woensdagmiddag 4 augustus worden de zusjes in allerijl naar notaris Lammeree en zijn vrouw gestuurd die aan de Brammelerstraat wonen. Bertje loopt er alleen naar toe. "Mijn zusje Jeannetruus wist nog van niets en was buiten aan het spelen. Zij kwam later." Hun ouders brengen de nacht door bij de familie Ter Kuile en vertrekken daarna per fiets naar Apeldoorn. De meisjes hebben al eens bij de Lammerees gelogeerd. "Ik wist precies hoe ik moest lopen." Ze weet ook op welke plek ze de Jodenster van haar jas moet halen. "Onze moeder gaf een schaartje mee."

Bagage heeft ze niet. 14 jaar is ze dan, haar zusje Jeannetruus is 11. Zonder ouders, lopend naar een bijna vreemd huis waar ze zich schuil moeten houden voor de Duitse bezetter. Toch is het voor Bertje Bloch geen traumatische ervaring. "Ik was niet bang. Het was een prachtige dag, dat weet ik nog goed." De band met haar zus wordt alleen maar hechter. En ze heeft houvast aan haar dagboek dat ze begint en dat ze altijd heeft bewaard.

Verraad

Vier maanden blijven ze aan de Brammelerstraat. Daarna worden ze door vrienden naar Apeldoorn gebracht, later naar Beverwijk. Uit Leiden moeten ze wegens verraad opnieuw overhaast vertrekken. Overal krijgen ze onderdak bij familie van studievriendinnen van hun moeder. "We hadden altijd contact met onze ouders. We schreven brieven. Vrienden bezorgden die."

Een van de mensen uit Enschede die het echtpaar Van Rhijn geld komt brengen, is Bram Middelhoek, directeur van de Ambachtsschool. Hij reist geregeld per trein naar Marius en Cora Van Rhijn. "Dat moet een enorme en gevaarlijke opgave zijn geweest."

Tante Jo
In het voorjaar 1943 worden de meisjes na hun vlucht uit Leiden met hun ouders herenigd in Kampen, waar hun ouders zijn ondergedoken in de villa van weduwe Jo Poortenaar. Er komen nog twee onderduikers bij. Zes extra monden moeten worden gevoed, het personeel van mevrouw Poortenaar haalt het eten op uit de Noordoostpolder. De dochter van de slager in Kampen zorgt voor vlees.

Bertje Bloch heeft warme herinneringen aan 'Tante Jo'. "Heel veel mensen moeten hebben geweten dat wij daar zaten, maar niemand heeft ons verraden."

Enschede wordt op 1 april 1945 bevrijd, Kampen op 17 april. Het gezin Van Rhijn keert terug naar Enschede. In de woning aan de Oldenzaalsestraat kunnen ze niet meer terecht. Bertje Bloch wil er weinig over kwijt. Het huis is aan een andere huisarts verhuurd. Ze logeren voor nood bij Bram Middelhoek aan de Van 't Hofflaan.

Vermoord
Uiteindelijk betrekken ze de woning aan de Lasondersingel 141 die patiënt Gieskes heeft aangeboden. Enige jaren geleden werd er een Stolperstein geplaatst ter nagedachtenis aan de zoon van Gieskes, Hendrik, die in 1944 op 24-jarige leeftijd door de Duitsers is vermoord.

Het gezin Van Rhijn pakt de draad zo snel mogelijk weer op. De praktijk gaat weer open, de zusjes gaan weer naar school. Bertje Bloch zegt het nogmaals: "Ik heb geluk gehad. Een tante die een kamp in Indonesië overleefde zei eens: 'Ik had jaren nodig om mijn zegeningen te tellen'. Ik weet precies wat ze bedoelde."

© Newsroom Enschede, de samenwerking tussen TC Tubantia en TV Enschede FM. Foto: Frans Nikkels
Heb je een nieuwstip of nieuwe informatie?
Tip onze redactie via mail of telefoon. Deze vind je op onze contactpagina.