Verkeer
Stuur appje
Zoek

Dagelijks goastokken snijden op een bankje in Glanerbrug

Goastok. Veel Twentser gaat het niet worden. Twee weken geleden was het het ‘woord van de week’ in het Twents Kwartearken van 1Twente. We kregen een tip, na plaatsing van de video van die aflevering. Aan de Ekersdijk, achter de velden van Avanti, zou vrijwel elke dag een meneer op een bankje goastokken zitten snijden. We namen een kijkje.

De tip blijkt te kloppen. Het bankje is gauw gevonden. Onder een grauwe hemel, rond het middaguur, treffen we daar Freek Groen, die in zijn scootmobiel zit te wachten. Of er hier vrijwel dagelijks een meneer goastokken zit te snijden. Freek, die hier dagelijks komt, knikt. “Menne. Menne de Jong. Hij zal d’r zo wel ankomm’n.” Menne is altijd wat later op vrijdag. “Dan geet hij altied eerst koffie drink’n bie zien dochter. O… doar zu’j ‘m hebb’n.”

Vaste aanloop

Menne arriveert in een blauw Peugeotje 205. Hij blijkt slecht ter been. Op de achterbank ligt een bos bewerkte en onbewerkte takken, droog als gort en hard. We schudden handen en Menne lacht. “Nou word’ wej wereldberoemd!” Hij vist een stuk karton en een kussentje uit de auto, legt dat met een aantal goastokken in wording op het bemoste bankje en neemt plaats. Zoals hij dat al tientallen jaren doet.

Freek blijkt niet de enige vaste bezoeker. Er stoppen fietsers, dames die elke dag even aanwaaien. De een met koffie, de ander deelt koekjes uit. Langsrijdende kinderen en ouders, pendelend tussen huis en de lagere school, een einde verderop, steken hun hand op. “D’r komt er hier wel zes-, zeuv’nhonderd langs. Elke dag.”

Streekverhalen

Het is geen wonder, al die aanloop. Menne is een vat vol streekverhalen. En ‘streek’ heeft daarin een dubbele betekenis. Alle verhalen spelen zich af in Glanerbrug en omstreken - Menne is er geboren en getogen - en zijn doorspekt met gein en ondeugd. Dat het er zoveel zijn, is evenmin een wonder: het was 1934 toen Menne het levenslicht zag. De tijd heeft zijn geheugen niet aangetast. Misschien dat hij er hier en daar wat franje aan heeft toegevoegd, maar verhalen zoals hij ze verteld, staan op zichzelf en zijn daarom altijd waar.

Stokken snijden

Dat stokken snijden deed hij als klein jochie al. Toen hij op latere leeftijd begon met wandelen, heeft hij die draad weer opgepakt. Bij de vraag wanneer dat was, klinkt een diepe zucht. Menne weet het niet precies, maar het moet minstens vijftig jaar geleden zijn geweest. “Dat is zo mooi, jong. Voor je het weet, is er weer een uur voorbij.” Hij snijdt overwegend takken, afkomstig van willekeurig welke boom.

Echte goastokken hebben een draaiing, gevormd door kamperfoelie. Die strengelt zich om een jonge tak, waardoor deze tijdens de groei vervormd. Zo nu en dan komt Melle zo’n tak tegen, maar meestal snijdt hij zijn patronen in het gewone takkenwerk. “Maar dat zijn ook goastokken.” Hij maakt een gebaar: “Goan. Met een stok. Goa stok.”

'Tiedverdrief'

Menne schat dat er zo’n vijftien uur snijwerk in elke tak zit. Hij heeft er minstens zevenhonderd gemaakt. “Als ik die had verkocht, had ik er een spiksplinternieuwe auto voor kunnen kopen”, lacht Menne. Maar verkopen doet hij niet. “Ik geef ze weg. Maar niet meer zo snel als vroeger.” Menne kwam erachter dat weggegeven takken werden doorverkocht. “Twintig euro!” Daar houdt hij niet van. “Het is tijdverdrijf.”

Menne de Jong 2 Ernst Bergboer
Menne de Jong zit al tientalen jaren vrijwel elke dag goastokken te snijden op een bankje in Glanerbrug
Beeld: Ernst Bergboer

De dikste goastok die hij bij zich heeft staat normaal gesproken bij de voordeur. Voor het geval er iemand met minder vrolijke bedoelingen aanbelt. Niet dat hij daar serieus bang voor is - Glanerbrug is zo bruut niet. De gedachte en het idee dat die stok daar dan staat lijkt meer gein dan noodzaak. Menne grijnst als hij het erover heeft.

Varkenskop, mussen en duiven

Tegenover het bankje staat een boerderijtje waar aardige mensen wonen, volgens Menne. Hij kreeg laatst een halve varkenskop van hen. Zijn ogen glinsteren. “Daar weet ik wel raad mee. Ik vreet alles, vooral vet.” Het deert hem kennelijk niet; zijn huisarts heeft hem onlangs nog volledig doorgelicht. Zo gezond als een vis, behoudens dat lopen dan.

In die varkenskop klinkt de echo van een jeugd die werd getekend door de Tweede Wereldoorlog in Glanerbrug. Dat hoor je als Melle erover vertelt. Een gezin met negen kinderen, een huisje aan de rand van het dorp, waarvan mensen zeiden dat het er asociaal was. “Maar dat was het helemaal niet”, zegt Melle. Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar een karig bestaan moet het wel geweest zijn. Zelfredzaamheid was ingebakken.

Menne de Jong Ernst Bergboer
Beeld: Ernst Bergboer

Menne wijst op een mus. “Die heb ik gegeten. Tientallen! Ze smaken best.” Het jochie van toen ving ze met zijn vriendjes in het veld. “We hadden zo’n rond potkacheltje mee. En een braadpan.” In de lente trok hij de bossen in om nesten van houtduiven te zoeken. Waren de eieren bebroed, dan wachtte hij een of twee weken. “Als de kuikens waren uitgekomen, bond ik ze met een touwtje vast.” Met drie, vier weken fladderden ze dan rond het nest. Met opnieuw een brede grijns: “Dan klom ik in de boom en sneed ze los. Voor ik beneden was, had ik ze geplukt.”

Als we vertrekken, reikt Menne ons twee stokken. “Hier. Veur jullie. A’j wilt.”

Heb je een nieuwstip of nieuwe informatie?
Tip onze redactie via mail of telefoon. Deze vind je op onze contactpagina.